Inloggen
Wachtwoord vergeten?
Nieuws
Geen woondelen in behandelcentrum voor jongeren met een ernstig ontwikkelingsrisico
Hof Arnhem-Leeuwarden, 22 december 2015, nr. 15/00074, ECLI:NL:GHARL:2015:9783
Samenvatting
X is eigenaar en gebruiker van een onroerende zaak bestaande uit een perceel grond met daarop verspreid liggende gebouwen. Naast gebouwen met een (overwegend) centrale functie, liggen op het terrein gebouwen met hoofdzakelijk een woon- en verblijffunctie. Laatstgenoemde gebouwen hebben ruimten met een kantoorfunctie, gemeenschappelijke woonkamers, keukens en sanitaire ruimten, en bestaan verder uit afzonderlijke slaapkamers met - veelal - een eigen toilet- en doucheruimte. De slaapkamers zijn afgesloten met een stalen deur die aan de buitenzijde afsluitbaar is. Het terrein is afgezet. De toegangswegen kunnen worden afgesloten met slagbomen. Op het terrein en in de openbare gedeelten van de gebouwen is cameratoezicht. Het betreft een particulier behandelcentrum ter observatie, diagnostiek, risicotaxatie, behandeling en risicomanagement van kinderen, jongeren (en hun gezin) met een ernstig ontwikkelingsrisico. X behandelt kinderen en jongeren van 12 tot 18 jaar (en hun gezinssysteem) zodat zij zo snel mogelijk weer volwaardig en verantwoord kunnen deelnemen aan de samenleving. De afgelopen jaren verbleven de jongeren gemiddeld 15 maanden (2007) tot ongeveer 11 maanden (2012/2013) in het behandelcentrum. In geschil is de toepassing van de woondelenvrijstelling. Volgens het hof kan de woondelenvrijstelling niet worden toegepast. Gezien de omstandigheden waaronder de jongeren in de instelling (gedwongen) worden opgenomen, de omstandigheden waarin zij in de instelling verblijven (waaronder de (mogelijkheid tot) nachtelijke opsluiting en overige vrijheidsbenemende maatregelen) en de omstandigheid dat de jongeren in de instelling beroepsmatige zorg wordt geboden, die erop is gericht die jongere weer zo spoedig mogelijk te laten uitstromen, vindt het hof dat het verblijf in de instelling naar zijn aard een tijdelijk karakter heeft, zodat het niet als duurzaam kan worden aangemerkt. Tijdelijkheid van het verblijf en transfer van de jongeren naar de maatschappij is immers het doel dat X nastreeft. Dat X ernaar streeft in de instelling zoveel mogelijk een sfeer te creëren van een (rustige) thuissituatie doet daaraan niet af. Dat de kwalificatie van het verblijf aan de hand van de verblijfsduur zou moeten worden geobjectiveerd in die zin dat de bepalingen van de basisregistratie personen leidend zouden moeten zijn, vermag het hof niet in te zien. Ook het resultaat van een toetsing aan het fiscale woonplaatsbegrip leidt niet tot een ander oordeel.
Bijzonderheden
Deze uitspraak is het vervolg op Rechtbank Gelderland 16-12-2014, 14/1295.